Blog
In diverse blogs informeren wij u over een aantal aspecten van de wet homologatie onderhands akkoord (de WHOA). Op 1 januari 2021 treedt deze wet in werking. In deze blog staan wij stil bij de diverse amendementen die op het laatste moment voor wat wijzingen van de WHOA hebben gezorgd ter versterking van de positie van kleine schuldeisers. Dit betreft de 20% regel voor kleine bedrijven en de beperking van de voorrangspositie van zekerheidsgerechtigden.
20% regel voor kleine schuldeisers
De eerste wijziging heeft als doelstelling het versterken van de positie van de (kleinere) MKB schuldeisers (kleine schuldeisers). Deze minimumbescherming houdt in dat deze groep kleine schuldeisers in beginsel minimaal 20% van hun vordering voldaan moeten krijgen, tenzij er zwaarwegende gronden zijn om dit niet te doen (de 20% regel). Een kleine schuldeiser is een schuldeiser waar vijftig of minder personen werkzaam zijn of die voldoet aan de vereisten van art. 2:395a BW (microbedrijf) of art. 2:396 BW (kleinbedrijf). Een onderneming kwalificeert als micro- of kleinbedrijf indien op twee opeenvolgende balansdata wordt voldaan aan tenminste twee van de drie onderstaande vereisten:
- netto-omzet bedraagt per jaar minder dan € 12.000.000,-
- balanstotaal bedraagt minder dan € 6.000.000,-
- minder dan 50 werknemers
Indien de kleine schuldeisers niet instemmen met een aanbod van minder dan 20%, dan zal de rechter de zwaarwegende gronden om af te wijken van de 20% regel toetsen. Als de rechter de aangevoerde gronden onvoldoende acht om af te wijken van de 20% regel, zal deze het akkoord niet goedkeuren.
De 20% regel ziet niet op:
- partijen die vorderingen hebben opgekocht voor minder dan 20% van de waarde
- financiers met een achtergestelde lening zonder zekerheden
- rechtspersonen binnen de groep die onderling financieringen verstrekken
- aandeelhouders die ook een concurrente vordering hebben op de schuldenaar
- obligatiehouders; en
- consumenten
Overigens zal het voor schuldenaren die een akkoord onder de WHOA willen aanbieden en daarin de kleine schuldeisers willen betrekken, nog een hele klus zijn om na te gaan of haar schuldeisers kwalificeren als kleine schuldeisers.
Voorrang voor zekerheidsgerechtigden beperkt tot liquidatiewaarde
De tweede wijziging regelt dat schuldeisers met een pand- of hypotheekrecht slechts voor het deel dat hun vordering gedekt is door zekerheden in een aparte klasse worden ingedeeld. Voor het overige deel van hun vordering worden deze schuldeisers ingedeeld in een klasse van schuldeisers zonder voorrang. Voor de waardering van de zekerheden moet aangesloten worden bij de waarde die in geval van faillissement de separatist zou ontvangen (de liquidatiewaarde). Schuldeisers met een zekerheidsrecht, zo is de gedachte, dienen niet het alleenrecht op het zogeheten ‘going concern surplus’ – de meerwaarde die behaald wordt door de reorganisatieprocedure – te hebben.
Geen ‘Cash-Exit’ voor zekerheidsgerechtigden
Een akkoord onder de WHOA kan op vele manieren rechten van schuldeisers aanpassen. Een betalingstermijn kan worden uitgesteld maar betaling zou ook in alternatieve vorm, bijvoorbeeld in aandelen kunnen plaatsvinden. Schuldeisers die dit niet willen, hebben het recht om een uitkering in geld ter hoogte van het bedrag dat zij in geval van faillissement zouden ontvangen te verlangen. Voor gesecureerde financiers, is op deze regel een uitzondering gemaakt. Deze hebben niet het recht om een uitkering in contanten te eisen. Wel dient aan deze schuldeisers, indien deze niet instemmen met een aanbod om de schuld om te zetten in aandelen, een alternatief te worden geboden. Gedacht kan worden aan het aanpassen van de voorwaarden van de financiering (voor het gesecureerde deel) in het voordeel van de schuldenaar.