Blog
In dit arrest buigt de Hoge Raad zich over de vraag of de aanvrager van een faillissement aansprakelijk kan zijn voor de schade van de schuldenaar, als het faillissement van de schuldenaar op een rechtsmiddel wordt vernietigd. De Hoge Raad beantwoordt deze vraag en oordeelt dat de aanvrager van een faillissement in dat geval alleen aansprakelijk is als hij (i) wist of behoorde te weten dat er geen grond bestond voor het uitspreken van het faillissement, dan wel (ii) anderszins met de aanvraag misbruik van bevoegdheid heeft gemaakt.
Achtergrond
Op 2 september 2014 is op verzoek van een schuldeiser het faillissement uitgesproken van een kledingwinkelexploitant. De schuldenaar stelt vervolgens succesvol een rechtsmiddel in, als gevolg waarvan het faillissement wordt vernietigd. Daaropvolgend start de schuldenaar een gerechtelijke procedure tegen de aanvrager om de geleden schade die is ontstaan door het faillissement van de aanvrager vergoed te krijgen. De schuldenaar stelt dat het onterecht uitlokken van een faillissement op dezelfde wijze beoordeeld dient te worden als het onterecht leggen van conservatoir of executoriaal beslag. Een beslaglegger of de executant is doorgaans als gevolg van een onterecht gelegd conservatoir beslag (na afwijzing van de vordering waarvoor beslag is gelegd) of executoriaal beslag (na vernietiging van de geëxecuteerde uitspraak) namelijk aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad.
Hoge Raad
De Hoge Raad gaat daar niet in mee. Het uitspreken van het faillissement betreft volgens de Hoge Raad immers geen rechtsuitoefening door de aanvrager. Het betreft een beslissing van de rechter ten behoeve van allen die bij het vermogen van de schuldenaar belang hebben, die de rechter geeft als blijkt dat de schuldenaar in de toestand verkeerd dat hij heeft opgehouden te betalen (artikel 1 lid 1 van de Faillissementswet). Daarmee strookt volgens de Hoge Raad dat de aanvrager van een faillissement alleen aansprakelijk is voor een faillissement dat op een rechtsmiddel wordt vernietigd indien hij:
(1) wist of behoorde te weten dat er geen grond bestond voor het uitspreken van het faillissement, dan wel
(2) anderszins met de aanvraag misbruik van bevoegdheid heeft gemaakt.
De Hoge Raad verwerpt dan ook het cassatieberoep van de schuldenaar.