Blog
In deze blog informeren wij over de novelle ter wijziging van het wetsvoorstel Wet continuïteit ondernemingen I (WCO I). De WCO I is een wetsvoorstel dat beoogt een wettelijke basis voor de zogenaamde ‘pre-pack methode’ te creëren. Nu de invoering van de WCO I is vertraagd, is een novelle ter wijziging van de WCO I voorbereid, zodat de WCO I voor ondernemingen met maatschappelijke activiteiten toch snel in werking kan treden.
De WCO I is onderdeel van de tweede pijler van het wetgevingsprogramma Herijking faillissementsrecht. Deze pijler richt zich op de versterking van het reorganiserend vermogen van bedrijven en bestaat naast de WCO I ook uit de WCO II en de WCO III. De WCO II betreft de reeds in werking getreden Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) die bedrijven in financiële nood de mogelijkheid biedt om te herstructureren door middel van een dwangakkoord. Klik hier voor een overzicht van onze blogs over de verschillende aspecten van de WHOA. In de WCO III staat de effectieve afwikkeling van het faillissement centraal.
De WCO I beoogt een wettelijke basis te geven aan de in de praktijk ontwikkelde ‘pre-pack’. Dit geeft een schuldenaar die in financiële moeilijkheden verkeert de mogelijkheid om de rechtbank te verzoeken een beoogd curator aan te wijzen. In alle stilte en rust kan de beoogd curator de afwikkeling van een eventueel faillissement voorbereiden. De meerwaarde hiervan is een gecontroleerde afwikkeling van het faillissement waardoor de schade voor betrokkenen (zoals schuldeisers, werknemers, leveranciers) wordt beperkt, al dan niet via een voortzetting van de onderneming door een mogelijke doorstart.
Het wetsvoorstel WCO I wordt aangehouden tot het tezamen kan worden behandeld met het wetsvoorstel Overgang van onderneming in faillissement en er meer duidelijkheid is over de positie van werknemers bij het gebruik van de ‘pre-pack’. Onduidelijkheid bestaat of de rechten van werknemers onverkort mee overgaan naar de doorstartende partij in geval van een ‘pre-pack’. Daarover buigt het Europese Hof van Justitie zich nu.
Aanleiding en doel van de novelle
Op 19 december 2019 is door de Onderzoeksraad voor Veiligheid een rapport gepubliceerd over de gevolgen van de faillissementen van de Slotervaartziekenhuizen en de Ijsselmeerziekenhuizen voor de patiëntveiligheid. De uitkomst van het onderzoek was dat de patiëntveiligheid tijdens de faillissementen in gevaar is geweest en de aanbeveling luidt dan ook om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen. Een stille voorbereidingsperiode zoals onder de WCO I zou hiervoor een oplossing kunnen bieden. Dit zou een curator namelijk in staat stellen om de continuïteit van de zorg te waarborgen, een zorgvuldige afwikkeling te bewerkstelligen en daarmee maatschappelijke schade te voorkomen. Voorts is een stille voorbereidingsfase gewenst omdat de bijzondere wet- en regelgeving voor ziekenhuizen, zoals bijvoorbeeld de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, ook door de curator in acht moeten worden genomen tijdens een faillissement en dit geeft de curator de tijd om zich hierop voor te bereiden.
Om voornoemde reden wil de wetgever de WCO I voor ondernemingen met een maatschappelijke functie versneld invoeren en daarvoor niet de uitkomst van de procedure bij het Europees Hof van Justitie afwachten.
De novelle ziet op de wijziging van het toepassingsbereik van de WCO I en de meerwaarde-toets.
Het toepassingsbereik van de novelle beperkt zich tot bedrijven die activiteiten verrichten waarmee maatschappelijke belangen gediend zijn en waarbij het vanuit maatschappelijk oogpunt wenselijk is dat er een gecontroleerde afwikkeling plaatsvindt en een mogelijke continuering van de dienstverlening. Denk bijvoorbeeld aan ziekenhuizen, onderwijsinstellingen, afvalverwerkingsbedrijven of energieleveranciers. Wat precies valt onder ‘maatschappelijke activiteiten’ is overgelaten aan het oordeel van de rechter waarbij gekeken moet worden naar de omstandigheden van het geval. Een belangrijke aanwijzing om aan te nemen dat een maatschappelijke activiteit wordt verricht, zou bijvoorbeeld zijn dat de schuldenaar is onderworpen aan bijzondere wet- en regelgeving om de kwaliteit van haar activiteiten te waarborgen.
Een verzoek om een beoogd curator en beoogd rechter-commissaris aan te wijzen zal toegewezen worden indien aannemelijk is dat dit een meerwaarde heeft voor de bescherming van de betrokkenen ten aanzien van wie de maatschappelijke activiteiten worden verricht. Het gaat in de novelle voornamelijk om een gecontroleerde afwikkeling van de activiteiten die van maatschappelijk belang zijn, maar een continuering van de activiteiten van de onderneming blijft mogelijk. Het is immers goed denkbaar dat hiermee de bescherming van de betrokkenen het beste bereikt kan worden. Een doorstartende partij dient dan wel rekening te houden met de onzekerheden over de rechten van de werknemers.
De behandeling van de WCO I laat nog even op zich wachten. Het is volgens het kabinet echter noodzaak dat er al spoedig een wettelijke basis voor een stille voorbereidingsfase (de ‘pre-pack’) wordt verschaft voor bedrijven die maatschappelijke activiteiten verrichten. Illustratief hiervoor zijn de faillissementen van de Slotervaart- en IJsselmeerziekenhuizen, waarbij onderzoek heeft aangetoond dat het patiëntbelang in gevaar is gekomen. Naast ziekenhuizen zouden bijvoorbeeld ook onderwijsinstellingen, afvalverwerkingsbedrijven of energieleveranciers gebaat zijn bij een stille voorbereidingsfase waarmee maatschappelijke schade kan worden voorkomen.
Het uitgangspunt is dat de novelle op korte termijn een wettelijke basis biedt voor de pre-pack methode voor bedrijven die maatschappelijke activiteiten verrichten, maar dat uiteindelijk wel de WCO I voor alle ondernemingen in werking zal treden.