Blog
Naar aanleiding van de bevindingen van het thuiswerken in de periode van de COVID-19 restricties, luiden veel organisaties een nieuw tijdperk in met meer hybride vormen van werken. Een belangrijk aandachtspunt daarbij is welke juridische gevolgen een wijziging van de werkplek van werknemers kan hebben. In deze blog bespreken wij aan de hand van een recente uitspraak van de kantonrechter Utrecht de mogelijke gevolgen van wijziging van de werkplek voor de bevoegde rechter, en het toepasselijke recht in internationale situaties.
Lees verder voor de uitspraak van de Kantonrechter Utrecht
Kantonrechter Utrecht
In de zaak van de uitspraak van de kantonrechter Utrecht van 26 oktober 2021 (hier te vinden) verzocht werkgever ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een ICT-specialist. Werknemer verrichtte normaliter zijn werkzaamheden op het kantoor van werkgever in Utrecht. Dit was ook de in de arbeidsovereenkomst overeengekomen standplaats. Zoals velen werkte hij echter vanaf maart 2020 vanuit zijn huis in het noorden van het land.
In de procedure waren partijen het oneens over bevoegdheid van de kantonrechter Utrecht. De werkgever kan bij het aanspannen van een procedure (in nationale situaties) kiezen uit de rechter binnen het rechtsgebied van de woonplaats van de werknemer, of de plaats waar de werknemer ‘gewoonlijk’ werkt. Werkgever wendde zich in dit geval op basis van die tweede optie tot de kantonrechter Utrecht, met de stelling dat dit de gewoonlijke werkplek was van werknemer. Werknemer was het hier niet mee eens, omdat hij al meer dan een jaar vanuit huis werkte. Volgens hem was zijn woonplaats daarmee ook zijn nieuwe gewoonlijke werkplaats
De rechter overweegt dat de vraag is of de plaats waar de arbeid gewoonlijk of laatstelijk gewoonlijk werd verricht, is gewijzigd ten opzichte van wat partijen in de arbeidsovereenkomst hebben afgesproken en waaraan tot het uitbreken van de coronapandemie in maart 2020 feitelijk uitvoering werd gegeven. Bij de vraag naar de gewoonlijke arbeidsplaats speelt niet alleen de duurzaamheid van de arbeidsverrichting op een bepaalde plaats, maar ook de beweegreden voor de keuze van die plaats een rol. Uitgangspunt daarbij is de standplaats die partijen in de arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen. In dit geval is dat Utrecht. Dat werknemer inmiddels geruime tijd vanuit zijn woning werkt, is vooralsnog van tijdelijke aard en een noodmaatregel om het coronavirus te bestrijden. Werkgever heeft geen standplaatswijziging doorgevoerd en had evenmin zijn thuiswerkbeleid structureel aangepast. De kantonrechter Utrecht acht zich daarom bevoegd om de zaak inhoudelijk te behandelen.
Lees verder voor internationale situaties
Internationale situaties
Bij wijziging van de gewoonlijke werkplek in internationale situaties, kan bovenstaande overweging van de kantonrechter Utrecht relevante aanknopingspunten bieden voor het bepalen van het toepasselijke (dwingende) recht op de arbeidsovereenkomst. Denk voor situaties waarin dit relevant kan zijn bijvoorbeeld aan thuiswerkende grenswerkers. Het toepasselijke (dwingende) recht op de arbeidsovereenkomst wordt namelijk primair bepaald door het land waar de werknemer gewoonlijk werkzaam is. Als dit niet is vast te stellen (bijvoorbeeld bij zeer mobiele werknemers), dan is het land van de vestiging die de werknemer heeft aangenomen bepalend. Als ondanks voorgaande criteria een kennelijk nauwere band bestaat met een ander land, dan is het dwingende recht van dat land van toepassing.
Betekent dit dan dat een Nederlandse werkgever van een werknemer die in de COVID-19 tijden werkt vanuit zijn huis in Duitsland, zich nu ineens zou moeten committeren aan het Duitse arbeidsrecht, in plaats van het overeengekomen en eerder steeds toegepaste Nederlandse arbeidsrecht? In lijn met de uitspraak van de kantonrechter Utrecht is het antwoord in beginsel ‘nee’, tenzij de situatie niet langer geacht kan worden tijdelijk te zijn en/of afspraken zijn gemaakt over de wijziging van de werkplek. De regelmaat waarmee wordt thuisgewerkt, alsook wellicht de manier waarop, kunnen ook relevant zijn in de afweging. Zo overwoog de kantonrechter Den Haag in 2016 in een uitspraak over een werknemer die deels op kantoor en deels vanuit zijn huis in Duitsland werkte (hier te vinden), dat het op afstand (plaats onafhankelijk) werken met een elektronische verbinding met het kantoor van zijn werkgever in Den Haag moet worden gelijkgesteld met het werken op dat kantoor, en niet gezien kan worden als dat werknemer daarmee zijn werkzaamheden gewoonlijk in Duitsland verrichtte.
Conclusie
Alhoewel een tijdelijke situatie van thuiswerken als gevolg van de COVID-19 restricties niet zonder meer zal leiden tot wijziging van de gewoonlijke werkplek van de werknemer, moet bij de vormgeving van de toekomstige manier van werken en het vastleggen van nieuw beleid niet alleen aandacht zijn voor bijvoorbeeld de arbo-technische en sociale zekerheidsrechtelijke consequenties, maar ook voor mogelijke gevolgen voor de bevoegde rechter en, in internationale situaties, ook voor het toepasselijke recht op de arbeidsovereenkomst.