Blog
De recente uitspraak van 25 oktober jl. van de Hoge Raad in de zaak ECLI:NL:HR:2024:1533 werpt licht op de juridische grenzen van de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA), een belangrijk instrument voor herstructureringen buiten faillissement. In deze zaak gaat het om de vraag of schuldeisers onder de WHOA kunnen worden verplicht om onder gewijzigde voorwaarden krediet te blijven verstrekken. Het oordeel van de Hoge Raad verduidelijkt de reikwijdte van de WHOA en de bescherming van de rechten van schuldeisers onder dit wetgevingskader.
Feiten en procesverloop
In eerste aanleg heeft de rechtbank Rotterdam de homologatie van een akkoord goedgekeurd voor IHC Merwede Holding B.V. (hierna: IHC). Daarin werd bepaald dat de financierende banken krediet moesten blijven verstrekken aan IHC ondanks afwijkende voorwaarden. De Rabobank -een van de betrokken banken- verzette zich tegen dit besluit en voerde aan dat de WHOA het niet toelaat om toekomstige kredietverplichtingen op te leggen aan schuldeisers. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad stelde vervolgens een vordering tot cassatie in het belang der wet in, gericht op de vernietiging van de beslissing van de rechtbank.
Rechtsvragen en beoordeling door de Hoge Raad
- Reikwijdte van de WHOA en het begrip “wijziging van rechten” De Hoge Raad onderzoekt of de WHOA ruimte biedt om bestaande kredietovereenkomsten te wijzigen op een manier die financiers oplegt aanvullende verplichtingen aan te gaan. Artikel 370 lid 1 Fw stelt dat een akkoord kan voorzien in een wijziging van de rechten van schuldeisers. Normaal gesproken heeft dit betrekking heeft op vermindering of uitstel van bestaande vorderingen. De Hoge Raad oordeelt dat dit artikel niet zodanig ruim kan worden geïnterpreteerd dat nieuwe verplichtingen kunnen worden opgelegd, zoals het verstrekken van extra krediet onder gewijzigde voorwaarden.
- Artikel 373 Fw en de opzegbaarheid van overeenkomsten Artikel 373 Fw regelt dat een schuldenaar onder de WHOA overeenkomsten kan wijzigen of beëindigen. In de toelichting wijst de Hoge Raad erop dat deze bepaling geen grond biedt om kredietverstrekkers verplichtingen op te leggen tot verstrekking van krediet onder gewijzigde voorwaarden. Volgens de Hoge Raad is de wetgever niet voornemens geweest om financiers door middel van homologatie te dwingen tot continuering van kredietfaciliteiten die niet stroken met de oorspronkelijke voorwaarden.
- Het no creditor worse off-principe Een van de fundamenten van de WHOA is dat schuldeisers door een akkoord niet slechter af mogen zijn dan bij een faillissement van de schuldenaar. Dit wordt aangeduid als het no creditor worse off-principe. De Hoge Raad benadrukt dat het opleggen van een verplichting aan banken om nieuwe middelen ter beschikking te stellen, terwijl de financieringsvoorwaarden gewijzigd zijn, zou kunnen botsen met dit principe. Het akkoord kan weliswaar de bestaande verplichtingen onder financieringsovereenkomsten wijzigen (zoals uitstel van betaling), maar het kan schuldeisers niet verplichten om nieuw krediet te verschaffen.
Conclusie
De Hoge Raad vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam. De uitspraak verduidelijkt de WHOA als instrument voor schuldsanering door te benadrukken dat deze wet niet is bedoeld om schuldeisers te dwingen tot nieuwe verplichtingen onder gewijzigde voorwaarden. Dit arrest geeft een belangrijke grens aan voor toekomstige toepassing van de WHOA. Verplichtingen uit kredietovereenkomsten kunnen niet fundamenteel worden aangepast zonder instemming van de betrokken schuldeisers. Hiermee waarborgt de Hoge Raad met zoveel woorden de bescherming van de contractuele rechten van schuldeisers binnen het kader van de WHOA.