Beëin­di­gings­ver­goe­ding ondanks finan­ci­ë­le steun Neder­land­se staat

Ktr. Amsterdam 8 december 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:7240

Blog

Published 7 april 2021 Reading time min Auteur Nicky ten Bokum Labor & Employment

Pac­ta sunt ser­van­da. Deze Latijn­se uit­druk­king voor “afspra­ken moe­ten wor­den nage­ko­men” is nog steeds uit­gangs­punt, zo bewijst een recent gepu­bli­ceer­de uit­spraak van de kan­ton­rech­ter te Amster­dam. Op basis van dit alge­me­ne rechts­be­gin­sel behield een voor­ma­lig CEO van een scheeps­bou­wer name­lijk aan­spraak op de con­trac­tu­e­le beëin­di­gings­ver­goe­ding, ondanks de nadruk­ke­lij­ke afspraak tus­sen de scheeps­bou­wer en de Neder­land­se Staat – gemaakt in het kader van een door de Staat geda­ne inves­te­ring in het bedrijf – dat de ont­slag­ver­goe­ding niet zou wor­den uit­be­taald.

 

Ach­ter­grond

De finan­ci­ë­le situ­a­tie van de scheeps­bou­wer stond al jaren onder druk. Het bedrijf moest nood­ge­dwon­gen op zoek naar nieu­we inves­teer­ders om een fail­lis­se­ment af te wen­den. Uit­ein­de­lijk ble­ken meer­de­re par­tij­en bereid een inves­te­ring te doen, waar­on­der de Staat. De Staat ver­bond aan de inves­te­ring van hon­der­den mil­joe­nen euro’s onder meer de voor­waar­den dat de toen­ma­lig CEO zou ver­trek­ken en dat aan hem geen beëin­di­gings­ver­goe­ding en/of tran­si­tie­ver­goe­ding zou wor­den betaald. In de arbeids­over­een­komst tus­sen de CEO en de scheeps­bou­wer was ech­ter een beëin­di­gings­ver­goe­ding over­een­ge­ko­men ter hoog­te van één bru­to jaar­sa­la­ris.

De scheeps­bou­wer en de CEO slo­ten een vast­stel­lings­over­een­komst ter beëin­di­ging van het dienst­ver­band. Par­tij­en kwa­men over­een hun geschil omtrent de con­trac­tu­e­le beëin­di­gings­ver­goe­ding aan de kan­ton­rech­ter voor te leg­gen. En zo geschied­de.

De voor­ma­lig CEO meen­de dat de afspraak uit de arbeids­over­een­komst moest wor­den geres­pec­teerd. De scheeps­bou­wer stel­de daar­en­te­gen dat hij genood­zaakt was de voor­waar­de van de Staat te accep­te­ren om zijn voort­be­staan vei­lig te stel­len en dat de bepa­ling uit de arbeids­over­een­komst waar­in de beëin­di­gings­ver­goe­ding was gere­geld bui­ten toe­pas­sing moest blij­ven, omdat het beroep op die bepa­ling naar maat­sta­ven van rede­lijk­heid en bil­lijk­heid onaan­vaard­baar zou zijn. De scheeps­bou­wer acht­te daar­bij de maat­schap­pe­lij­ke en poli­tie­ke opvat­tin­gen over (vertrek)vergoedingen voor bestuur­ders van bedrij­ven die door de over­heid moe­ten wor­den gered, rele­vant.

 

Kan­ton­rech­ter

De rech­ter volg­de het betoog van de voor­ma­lig CEO. De con­trac­tu­e­le ver­goe­ding is rechts­gel­dig over­een­ge­ko­men en een der­ge­lij­ke afspraak is in een con­tract van een CEO niet onge­brui­ke­lijk. Het enke­le feit dat de maat­schap­pe­lij­ke en poli­tie­ke opvat­tin­gen ten aan­zien van beëin­di­gings­re­ge­lin­gen zijn gewij­zigd sinds het over­een­ko­men van de con­trac­tu­e­le ver­goe­ding in de arbeids­over­een­komst, bete­kent niet dat het voor de CEO onaan­vaard­baar is om een beroep op de beëin­di­gings­re­ge­ling te doen, aldus de rech­ter. Boven­dien had de CEO al eer­der afstand gedaan van een aan­zien­lijk deel van zijn vari­a­be­le belo­ning.

Het feit dat de scheeps­bou­wer zich gedwon­gen voel­de de voor­waar­de te accep­te­ren om een fail­lis­se­ment af te wen­den, maak­te voor de rech­ter geen ver­schil, “ook al omdat de voor­waar­de werd gesteld door een der­de die geen par­tij was bij de arbeids­over­een­komst”. Ten over­vloe­de gaf de rech­ter nog mee dat de CEO in elk geval aan­spraak op de wet­te­lij­ke tran­si­tie­ver­goe­ding zou kun­nen maken, omdat een der­de dit een werk­ge­ver niet kan ver­bie­den; zelfs de Staat niet.

 

Ande­re uit­komst onder de NOW?

De vraag kan gesteld wor­den welk effect deze uit­spraak heeft op het bonus­ver­bod in de NOW-rege­ling. De NOW bepaalt dat onder omstan­dig­he­den geen bonus­sen aan de direc­tie kun­nen wor­den uit­ge­keerd als gebruik is gemaakt van de NOW-rege­ling. Geldt voor de bestuur­ders die hun bonus niet betaald krij­gen omdat het bedrijf NOW heeft aan­ge­vraagd niet ook ‘pac­ta sunt ser­van­da’, afspra­ken moe­ten wor­den nage­ko­men? Of is het in geval van een NOW aan­vraag naar maat­sta­ven van rede­lijk­heid en bil­lijk­heid onaan­vaard­baar voor het direc­tie­lid om beta­ling van de bonus te vor­de­ren? Wij den­ken van wel. De con­se­quen­tie van beta­ling van een bonus onder de NOW is dat de sub­si­die wordt terug­ge­vor­derd, met alle gevol­gen van dien. Het terug­vor­de­ren van de inves­te­ring was in deze zaak niet door de Staat tot gevolg van schen­ding van de voor­waar­den gesteld.