De Hoge Raad laat met de recen­te uber uit­spraak (ECLI:NL:HR:2025:319) de holis­ti­sche grab­bel­ton in takt

Blog

Published 26 februari 2025 Reading time min Auteur Huub van Osch Labor & Employment

Bij de beoor­de­ling of een wer­ker als onder­ne­mer of als werk­ne­mer moet wor­den aan­ge­merkt, die­nen alle omstan­dig­he­den omtrent het gedrag in het eco­no­misch ver­keer in samen­hang te wor­den beke­ken en mee­ge­wo­gen. Deze zelf­stan­di­ge en vol­le­di­ge toet­sing houdt even­eens reke­ning met de vraag of de wer­ker elders ver­ge­lijk­baar werk ver­richt als onder­ne­mer en/of meer­de­re opdrach­ten heeft. In de afwe­ging van de diver­se fac­to­ren in de Deli­veroo-zaak heeft de Hoge Raad bewust geen hië­rar­chi­sche volg­or­de vast­ge­steld. Daar­door komt de gedrags­fac­tor niet pas aan de orde wan­neer de ove­ri­ge fac­to­ren een min of meer gelij­ke weging ople­ve­ren. Dit onder­deel van de beoog­de nieu­we wet VBAR kan der­hal­ve linea rec­ta terug naar de teken­ta­fel.

In de uit­spraak heeft de Hoge Raad een aan­tal belang­rij­ke pre­ju­di­ci­ë­le vra­gen beant­woord over de kwa­li­fi­ca­tie van arbeids­re­la­ties, met name in de con­text van plat­form­werk – een rele­van­te toe­voe­ging. In deze zaak, aan­ge­span­nen door de vak­bond FNV en waar­bij in hoger beroep enke­le chauf­feurs zich aan de zij­de van de werk­ge­ver (Uber) schaar­den, blijkt onder meer dat een vak­bond in het kader van de hand­ha­ving van AVV-cao’s een eigen col­lec­tie­ve beoor­de­ling mag uit­voe­ren over de vraag of een rela­tie vol­doet aan de ken­mer­ken van een arbeids­over­een­komst en daar­mee onder de wer­kings­sfeer van een AVV-cao valt. Deze strek­king is niet nieuw; Hof Den Haag en het Euro­pe­se Hof van jus­ti­tie heb­ben in de FNV/­Kiem-uit­spraak immers al eens geoor­deeld dat wer­kers die als schijn­zelf­stan­di­gen kwa­li­fi­ce­ren onder de wer­kings­sfeer van een cao val­len. Daar­mee lag de bal al op de spreek­woor­de­lij­ke stip.  Ech­ter, wan­neer de indi­vi­du­e­le omstan­dig­he­den tus­sen ver­schil­len­de groe­pen wer­ken­den te sterk uit­een­lo­pen, zal de rech­ter in een der­ge­lij­ke pro­ce­du­re geen alge­meen oor­deel kun­nen geven over de kwa­li­fi­ca­tie van de arbeids­re­la­tie. Met de beant­woor­ding van de pre­ju­di­ci­ë­le vra­gen wordt boven­dien ver­dui­de­lijkt hoe het begrip ‘onder­ne­mer­schap’ dient te wor­den geïn­ter­pre­teerd. Hier­on­der volgt een kor­te samen­vat­ting van deze vra­gen en ant­woor­den.

 

Pre­ju­di­ci­ë­le Vra­gen en Ant­woor­den

Kan een over­een­komst als arbeids­over­een­komst wor­den beschouwd als het onder­ne­mer­schap van de wer­ker bui­ten beschou­wing wordt gela­ten, ter­wijl dit anders zou zijn als het onder­ne­mer­schap wel wordt mee­ge­wo­gen?

Ant­woord: Ja, de kwa­li­fi­ca­tie kan ver­schil­len afhan­ke­lijk van of het onder­ne­mer­schap wordt mee­ge­wo­gen in de beoor­de­ling. De Hoge Raad bena­drukt dat alle omstan­dig­he­den in samen­hang moe­ten wor­den beke­ken, zon­der een hië­rar­chi­sche volg­or­de tus­sen de ver­schil­len­de fac­to­ren. Het aspect ‘onder­ne­mer­schap’ is daar­mee even belang­rijk als ande­re omstan­dig­he­den bij de beoor­de­ling of spra­ke is van een arbeids­over­een­komst.

 

Kan het­zelf­de werk, uit­ge­voerd voor dezelf­de werk­ge­ver, ver­schil­lend wor­den gekwa­li­fi­ceerd afhan­ke­lijk van of de wer­ker als onder­ne­mer wordt gezien?

Ant­woord: Ja, het is moge­lijk dat dezelf­de werk­zaam­he­den voor dezelf­de opdracht­ge­ver voor de ene wer­ker tot een arbeids­over­een­komst lei­den en voor de ande­re niet, afhan­ke­lijk van de mate waar­in onder­ne­mer­schap aan­we­zig is. Dit bete­kent dat de kwa­li­fi­ca­tie van de arbeids­re­la­tie per indi­vi­du kan ver­schil­len, geba­seerd op hoe de wer­ker zich in het eco­no­misch ver­keer gedraagt.

 

Hoe moet het begrip ‘onder­ne­mer­schap’ wor­den geïn­ter­pre­teerd: uit­slui­tend bin­nen de rela­tie met de opdracht­ge­ver, bre­der in de alge­me­ne onder­ne­mers­si­tu­a­tie, of op een ande­re wij­ze?

Ant­woord: Het begrip ‘onder­ne­mer­schap’ dient breed te wor­den geïn­ter­pre­teerd en mag niet wor­den beperkt tot de spe­ci­fie­ke rela­tie tus­sen de wer­ker en de opdracht­ge­ver. Ook omstan­dig­he­den bui­ten de direc­te arbeids­re­la­tie, zoals het aan­tal opdracht­ge­vers en de duur van de ver­bin­te­nis­sen, kun­nen rele­vant zijn bij de beoor­de­ling of iemand als onder­ne­mer kan wor­den beschouwd.

 

Kan de kwa­li­fi­ca­tie van een groep wer­kers col­lec­tief wor­den beoor­deeld onder art. 3 lid 2 Wet AVV, of dient dit via een col­lec­tie­ve actie onder art. 3:305a BW te gebeu­ren?

Ant­woord: Een alge­meen oor­deel over de kwa­li­fi­ca­tie van over­een­kom­sten van wer­ken­den met dezelf­de opdracht­ge­ver kan plaats­vin­den in het kader van een vor­de­ring op grond van art. 3 lid 2 Wet AVV. Dit houdt in dat een col­lec­tie­ve beoor­de­ling moge­lijk is zon­der dat per se een col­lec­tie­ve actie vol­gens art. 3:305a BW hoeft te wor­den inge­steld. Ech­ter, indien de indi­vi­du­e­le omstan­dig­he­den tus­sen ver­schil­len­de groe­pen wer­ken­den te sterk uit­een­lo­pen, zal de rech­ter in een pro­ce­du­re ex art. 3 lid 2 Wet AVV geen alge­meen oor­deel kun­nen geven over de kwa­li­fi­ca­tie van de onder­lig­gen­de rela­tie tus­sen werk­ge­ver en wer­ker.

 

Met deze uit­spraak onder­streept de Hoge Raad dat het aspect ‘onder­ne­mer­schap’ een cru­ci­a­le rol speelt bij de juri­di­sche beoor­de­ling van arbeids­re­la­ties in de plat­for­meco­no­mie. De beoor­de­ling kan per indi­vi­du ver­schil­len, zelfs bij iden­tie­ke werk­zaam­he­den voor dezelf­de opdracht­ge­ver. Daar­naast wordt beves­tigd dat een col­lec­tie­ve beoor­de­ling van arbeids­re­la­ties onder de Wet AVV moge­lijk is, wat van belang is voor vak­bon­den en ande­re col­lec­tie­ve belan­gen­be­har­ti­gers.

De uit­spraak is voer voor juris­ten en fis­ca­lis­ten en zal naar mijn mening tot aan­pas­sing van het wets­voor­stel wet VBAR die­nen te lei­den. Aan­ge­zien de wet­ge­ver in dit wets­voor­stel beoogt de bestaan­de juris­pru­den­tie, waar­on­der de Deli­veroo uit­spraak, te codi­fi­ce­ren, is met deze uit­spraak aan­pas­sing nodig. Dat de wet­ge­ver aan de bak moet, blijkt ook al uit de  recen­te op- en aan­mer­kin­gen van de Raad van Sta­te, waar­over wij eer­der al een blog schreven. Op onze website treft u meer­de­re arti­ke­len aan over dit onder­werp en de actu­e­le ont­wik­ke­lin­gen.