Blog
De Wet bescherming klokkenluiders (Wbk) is inmiddels enige tijd in werking getreden. Dat geldt (nog) niet voor het besluit anoniem melden vermoedens van misstanden (zie onze eerdere blog). De Wbk kent een zogeheten bewijsvermoeden (artikel 17eb van de Wbk). Dat bewijsvermoeden houdt in dat wordt vermoed dat benadeling van een klokkenluider door de werkgever verband houdt met diens melding van een misstand, tenzij voldoende tegenbewijs wordt geleverd door de werkgever. Het bewijsvermoeden helpt de klokkenluider daarmee in zijn/haar bewijspositie. Op 7 februari 2025 heeft de Hoge Raad duidelijkheid gegeven over de uitleg van deze bewijsregel. In deze blog lees je hierover meer.
Waar ging de zaak over?
Een juridisch adviseur trad in januari 2021 in dienst bij de Omgevingsdienst (werkgever). Kort daarna vonden al gesprekken plaats over zijn (dis)functioneren. De werknemer gaf aan klachten te zullen indienen tegen werknemers vanwege grensoverschrijdend gedrag en schending van de interne gedragscode. Hij diende vervolgens meerdere klachten in en dreigde ook met aangiftes bij de politie, waarna hij op 5 juli 2022 werd geschorst.
Kort na de schorsing, publiceerde een regionaal blad een artikel over een angstcultuur en misstanden binnen de organisatie. Daarin stond ook een melding was gedaan bij het Huis voor Klokkenluiders (HvK). Door het HvK werd dit in juli 2022 bevestigd. Begin 2023 informeerde het HvK de werknemer dat sprake was van een vermoeden van een misstand, hetgeen vervolgens ook bleek uit het onderzoeksrapport dat aan einde van dat jaar werd gepubliceerd.
Intussen had de werkgever in november 2022 laten weten het dienstverband van de juridisch adviseur te willen beëindigen en deed daartoe een voorstel. De werknemer ging daarop niet in, waarop in december 2022 en ontbindingsverzoek werd ingediend bij de rechtbank. De arbeidsovereenkomst werd door de kantonrechter ontbonden. Volgens de rechtbank dateerden de gedragingen van de werknemer die ten grondslag lagen aan het ontbindingsverzoek van ruim voor juli 2022. Daarmee konden zij geen verband houden met de klokkenluidersmelding. Het Hof bekrachtigde dit oordeel.
Oordeel Hoge Raad
Bij de Hoge Raad voerde de werknemer aan dat zijn werkgever niet kon volstaan met het ontzenuwen van het bewijsvermoeden dat er verband bestaat tussen zijn melding en het ontbindingsverzoek, maar dat bewijs van het tegendeel had moeten worden geleverd.
Volgens de Hoge Raad moet de bewijsregel – in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever – inderdaad zo worden uitgelegd dat voor weerlegging van het bewijsvermoeden het tegendeel moet worden aangetoond. Ondanks dat in de wetsgeschiedenis in dit verband ook het begrip ‘ontzenuwen’ is gebruikt.
Voor wat betreft deze specifieke zaak: het Hof had in hoger beroep overwogen dat de werknemer had erkend dat zijn werkgever pas wist dat hij een klokkenluider was nadat concrete stappen waren ondernomen tot beëindiging van zijn dienstverband. Volgens het Hof had de kantonrechter terecht geoordeeld dat geen sprake was van causaal verband tussen de melding en de gestelde benadeling. De Hoge Raad stelde vast dat het Hof hiermee het bewijsvermoeden als weerlegd beschouwde. Namelijk doordat de werkgever had aangetoond dat het ontbindingsverzoek op andere gronden dan de melding had plaatsgevonden. De klacht van de werknemer kon daarmee niet tot cassatie leiden.
Conclusie
Het wettelijke bewijsvermoeden uit de Wbk moet zo worden uitgelegd dat de werkgever voor verlegging daarvan niet kan volstaan met het enkel weerleggen van het vermoeden van causaal verband tussen de melding en de benadeling, maar dat daadwerkelijk het tegendeel moet worden aangetoond.
In geval van een disfunctionerende werknemer die klokkenluider blijkt te zijn, is het dus van essentieel belang om als werkgever een goed gedocumenteerd disfunctioneringsdossier te hebben, waaruit duidelijk blijkt dat eventuele maatregelen losstaan van de melding. Denk aan vastgelegde functioneringsgesprekken, beoordelingen, relevante emailcorrespondentie en schriftelijke stukken ten aanzien van het verbetertraject. Dit is cruciaal om te voldoen aan de (zware) bewijsopdracht en het aantonen van het ontbreken causaal verband.