De lang ver­wach­te uit­spraak inza­ke Tem­per is ein­de­lijk gedaan

De werkers/freelancers via online platform Temper zijn geen uitzendkrachten

Blog

Published 22 juli 2024 Reading time min Auteur Jan­nu Bee­len Labor & Employment

Recht­bank Amster­dam | De lang ver­wach­te uit­spraak inza­ke Tem­per is ein­de­lijk gedaan. Deze uit­spraak betreft een nieu­we ont­wik­ke­ling op het gebied van de kwa­li­fi­ca­tie­vraag als er spra­ke is van plat­for­mar­beid. Tem­per biedt werkers/freelancers de moge­lijk­heid om via haar plat­form in con­tact te komen met opdracht­ge­vers, voor wie zij ver­vol­gens op zzp-basis werk­zaam­he­den ver­rich­ten. FNV en CNV stel­len in deze zaak dat Tem­per als uit­zend­bu­reau fun­geert en dat een uit­zen­dover­een­komst bestaat tus­sen Tem­per en de werkers/freelancers. Dit met de gevol­gen die daar­bij horen, zoals de toe­pas­sing van rech­ten en plich­ten uit de ach­ter­lig­gen­de cao en de arbeids­rech­te­lij­ke bescher­ming.

 

Wat is een uit­zen­dover­een­komst?

Een uit­zen­dover­een­komst is een bij­zon­de­re vorm van een arbeids­over­een­komst. Dat bete­kent dat als er spra­ke is van een uit­zen­dover­een­komst, de werkers/freelancers die hun werk­zaam­he­den ver­rich­ten als werk­ne­mer kwa­li­fi­ce­ren. Zoals in onze eer­de­re blog toe­ge­licht, ver­eist een arbeids­over­een­komst dat de werk­ver­schaf­fer (c.q. de uit­zend­werk­ge­ver of het uit­zend­bu­reau) een bepaal­de mate van gezag uit­oe­fent op de werk­ne­mer.  Wat een uit­zen­dover­een­komst ech­ter bij­zon­der maakt, is dat de uit­zend­werk­ge­ver de werk­ne­mer (c.q. uit­zend­kracht) werk­zaam­he­den laat ver­rich­ten bij een “inle­ner”. De moge­lijk­heid inhou­de­lij­ke instruc­ties en aan­wij­zin­gen te geven over de werk­zaam­he­den, het mate­ri­ë­le gezag, ligt daar­om niet bij de uit­zend­werk­ge­ver maar bij de inle­ner. Daar­mee wordt de gezags­ver­hou­ding (deels) over­ge­dra­gen. De uit­zend­werk­ge­ver heeft enkel for­meel werk­ge­vers­ge­zag, wat zich bij­voor­beeld ver­taalt in de beta­ling van loon aan de werk­ne­mer. Tus­sen Tem­per en de vak­bon­den was dan ook niet in geschil dat het de opdracht­ge­vers zijn, en niet Tem­per, die instruc­ties geven aan de wer­kers /freelancers en toe­zicht hou­den op het werk. Er was dan ook geen ver­schil van inzicht dat het mate­ri­eel gezag over de werk­zaam­he­den bij die opdracht­ge­vers ligt. Dat is gebrui­ke­lijk in een uit­zen­d­re­la­tie, maar ook in een opdracht­re­la­tie.

De vraag die cen­traal stond in deze Tem­per-uit­spraak is of de rela­tie tus­sen de werkers/freelancers en Tem­per kwa­li­fi­ceert als uit­zen­dover­een­komst, zodat zij fei­te­lijk werk­ne­mer zijn en Tem­per een uit­zend­werk­ge­ver is. In dat geval kwa­li­fi­ce­ren de opdracht­ge­vers voor wie Tem­per bemid­delt als “inle­ner” en is de rela­tie tus­sen die inle­ner en de – in dat geval – uit­zend­kracht ook wet­te­lijk gere­geld.

 

Geen uit­zen­dover­een­komst

De Recht­bank Amster­dam oor­deelt dat er geen spra­ke is van een uit­zen­dover­een­komst tus­sen Tem­per en de werkers/freelancers. In het oor­deel gaat de rech­ter de gezichts­pun­ten na die de Hoge Raad for­mu­leer­de in zijn Deli­veroo-arrest (waar­over wij eer­der een blog schre­ven). De belang­rijk­ste over­we­gin­gen die tot dit oor­deel leid­den zet­ten we voor u op een rij­tje.

Zoals hier­bo­ven toe­ge­licht was het geen punt van geschil of aan het ver­eis­te dat de opdracht­ge­ver mate­ri­eel werk­ge­vers­ge­zag moet (kun­nen) uit­oe­fe­nen over de werk­zaam­he­den was vol­daan.

Het mate­ri­ë­le werk­ge­vers­ge­zag van de opdracht­ge­ver is niet vol­doen­de om het bestaan van gezag vast te stel­len. De rech­ter oor­deelt dat aan het ver­eis­te van for­meel werk­ge­vers­ge­zag niet is vol­daan. Dit stand­punt wordt ten eer­ste geba­seerd op de omstan­dig­heid dat Tem­per de werk­zaam­he­den en werk­tij­den van de werkers/freelancers niet bepaalt. Dit bepaalt de opdracht­ge­ver.

Ten eer­ste betrekt de rech­ter de wij­ze waar­op de con­trac­tu­e­le rege­ling van de ver­hou­ding tus­sen par­tij­en tot stand is geko­men. Wij bespra­ken in een eer­de­re blog dat het een­zij­dig opleg­gen van alge­me­ne voor­waar­den, die de arbeids­krach­ten moesten accep­te­ren als voor­waar­de om werk­zaam­he­den te mogen ver­rich­ten, wees op werk­ge­vers­ge­zag. In onder­ha­vig geval, bepaalt Tem­per (een­zij­dig) de inhoud van de gebrui­kers­over­een­komst tus­sen Tem­per en de werkers/freelancers en tus­sen Tem­per en de opdracht­ge­vers. Tem­per legt ech­ter niet dwin­gend op hoe de opdracht­over­een­komst tus­sen de werkers/freelancers en de opdracht­ge­vers eruit­ziet. Wel­is­waar biedt Tem­per een model-opdracht­over­een­komst aan – waar veel­vul­dig gebruik van wordt gemaakt door de opdracht­ge­vers en werkers/freelancers – maar hier­van mag op basis van voor­noem­de gebrui­kers­over­een­kom­sten van wor­den afge­we­ken. In de model-opdracht­over­een­kom­sten zijn ook dis­ci­pli­ne­ren­de maat­re­ge­len opge­no­men die de opdracht­ge­vers aan de werkers/freelancers kun­nen opleg­gen in geval van een “no show”. Dat Tem­per deze maat­re­ge­len in de model-opdracht­over­een­kom­sten heeft opge­no­men doet er niet aan af dat de opdracht­ge­vers vrij zijn in de wij­ze waar­op zij deze uit­voe­ren. Tem­per kan zelf niet dis­ci­pli­ne­rend optre­den. Vol­gens de rech­ter dui­den de omstan­dig­he­den dat Tem­per bepaalt dat werkers/freelancers maxi­maal in acht flex­pools tege­lijk kun­nen zit­ten, en maxi­maal 660 uur per jaar voor één opdracht­ge­ver kun­nen wer­ken, onvol­doen­de op het bestaan van for­meel werk­ge­vers­ge­zag.

Ten twee­de ver­wijst de rech­ter naar de uit­spraak van het hof inza­ke voor­ma­lig plat­form Hel­pling, ten aan­zien waar­van recen­te­lijk de con­clu­sie van de A-G is gepu­bli­ceerd (waar wij in een ande­re blog op in zul­len gaan). Het hof betrok de wij­ze waar­op Hel­pling invloed had op de manier waar­op de arbeids­krach­ten betaald wer­den bij de vraag of for­meel werk­ge­vers­ge­zag aan­we­zig was. De rech­ter over­weegt in de Tem­per-uit­spraak dat in een uit­zen­d­re­la­tie over het alge­meen type­rend is dat het uit­zend­bu­reau het loon van de werkers/freelancers bepaalt en betaalt. Dit is bij Tem­per niet het geval. Wel­is­waar heeft Tem­per eni­ge bemoei­e­nis met het betaal­pro­ces, maar de rech­ter acht dit ook logisch in een opdracht­re­la­tie tus­sen opdracht­ge­vers en zzp’ers waar­bij Tem­per een bemid­de­len­de rol speelt. Anders kan Tem­per immers niet in de gaten hou­den of de opdracht­ge­vers het aan de werkers/freelancers ver­schul­dig­de loon als­me­de de aan Tem­per ver­schul­dig­de ver­goe­ding vol­doen.

Ten slot­te zijn de werkers/freelancers niet ver­plicht de opdracht voor de opdracht­ge­vers zelf uit te voe­ren. Voor zover een werker/freelancer zich laat ver­van­gen door iemand anders, staat Tem­per hier geheel bui­ten.

Het gebrek aan for­meel werk­ge­vers­ge­zag leidt tot het oor­deel dat er geen uit­zen­dover­een­komst bestaat tus­sen Tem­per en de werkers/freelancers. Op basis daar­van zijn de werkers/freelancers dus geen “werk­ne­mer” en beïn­vloedt deze uit­spraak hun hoe­da­nig­heid van zzp’er dus niet.

 

Geen over­tre­ding van de Waadi

Naast de vraag of er spra­ke is van een uit­zen­d­re­la­tie heb­ben de FNV en CNV de recht­bank ook ver­zocht om voor recht te ver­kla­ren dat Tem­per in strijd han­delt met bepa­lin­gen van de Waadi (Wet allo­ca­tie arbeids­krach­ten door inter­me­diars). Deze wet regelt in alge­me­ne zin de bescher­ming van uit­zend­krach­ten. De rech­ter oor­deel­de dat de FNV en CNV op dit punt voort­bor­du­ren op de aan­na­me dat de over­een­kom­sten die werkers/freelancers slui­ten op het plat­form uit­zen­dover­een­kom­sten zijn. De rech­ter wees die vor­de­ring af aan­ge­zien die aan­na­me onte­recht was. De vraag is ech­ter of dat terecht is.

Recen­te inter­na­ti­o­na­le bewe­gin­gen, zoals het akkoord tus­sen lid­sta­ten over Euro­pe­se richt­lijn plat­form arbeid maart 2024, laten immers zien dat er ook bin­nen Euro­pa aan­dacht is voor het terug­drin­gen van schijn­zelf­stan­dig­heid. Zo komt op Euro­pees niveau een “intro­duc­tie van het wet­te­lijk ver­moe­den dat er een arbeids­ver­hou­ding bestaat tus­sen het digi­ta­le plat­form en een per­soon die plat­form­werk ver­richt, indien het digi­ta­le arbeids­plat­form zeg­gen­schap heeft over bepaal­de ele­men­ten van de uit­voe­ring van het werk. De lid­sta­ten zijn ver­plicht nade­re regels in te voe­ren om de plat­form wer­ker die een arbeids­ver­hou­ding heeft te bescher­men”. Lees hier­over meer in deze blog.

Daar­bij is ook de ver­schui­ving naar één Euro­pees werk­ne­mers­be­grip waar­neem­baar, dat bre­der is dan het nati­o­na­le werk­ne­mers­be­grip. In EU richt­lij­nen (zoals de uit­zen­d­richt­lijn, deta­che­rings­richt­lijn, arbeids­tij­den richt­lijn) vormt gere­geld het bestaan van een “arbeids­ver­hou­ding” voor­waar­de voor de kwa­li­fi­ca­tie van werk­ne­mer, het­geen een rui­mer begrip is dan een arbeids­over­een­komst (naar nati­o­naal recht). Die EU richt­lij­nen slui­ten dus niet uit dat een zzp’er onder omstan­dig­he­den onder de wer­kings­sfeer van een EU richt­lijn valt. Zo zorgt het bre­de­re Euro­pe­se werk­ne­mers­be­grip ervoor dat cate­go­rie­ën per­so­nen niet wor­den uit­ge­slo­ten van de bescher­ming van de EU uit­zen­d­richt­lijn indien de aard van hun rechts­ver­hou­ding niet wezen­lijk ver­schilt van die van werk­ne­mers met een arbeids­over­een­komst naar nati­o­naal recht.

In Neder­land is de EU uit­zen­d­richt­lijn geïm­ple­men­teerd in de Waadi. Die richt­lijn is niet alleen van toe­pas­sing op arbeids­krach­ten met een arbeids­over­een­komst, maar ook op arbeids­krach­ten die een “arbeids­ver­hou­ding’” heb­ben met een orga­ni­sa­tie die per­so­nen bij elkaar brengt op basis van vraag en aan­bod. Het begrip werk­ne­mer in de ach­ter­lig­gen­de EU richt­lijn omvat iede­re per­soon “die gedu­ren­de een bepaal­de tijd voor een ande­re per­soon en onder diens lei­ding pres­ta­ties levert en in ruil daar­voor een ver­goe­ding ont­vangt”. Zoals in een eer­de­re blog toe­ge­licht kun­nen zzp’ers der­hal­ve onder omstan­dig­he­den ook onder bescher­men­de bepa­lin­gen van de waadi val­len. Anders dan wat de rech­ter sug­ge­reert in de Tem­per uit­spraak, hoeft het bestaan van een uit­zen­dover­een­komst dus geen voor­waar­de te vor­men voor toe­pas­sing van de Waadi.

 

Afslui­ting

Ove­ri­gens is met de vast­stel­ling door de rech­ter dat de werkers/freelancers niet op basis van een uit­zen­dover­een­komst wer­ken de kous nog niet af. De rech­ter kon in deze uit­spraak niet beoor­de­len of de aan­ge­voer­de stel­ling van FNV en CNV, dat de over­een­komst tus­sen de opdracht­ge­vers en de werkers/freelancers als arbeids­over­een­komst kwa­li­fi­ceert, terecht was. Het is niet uit­ge­slo­ten dat een even­tu­e­le rech­ter deze stel­ling beves­tigt in de toe­komst, wat ook leidt tot de con­clu­sie dat een werker/freelancer in een gege­ven zaak als werk­ne­mer kwa­li­fi­ceert. In twee uit­spra­ken uit 2013 (waar de fei­ten en cen­tra­le vra­gen wel­is­waar afwe­ken van het geval bij Tem­per) stond de afwe­zig­heid van for­meel werk­ge­vers­ge­zag er niet aan in de weg dat de werk­ver­schaf­fer als werk­ge­ver kwa­li­fi­ceer­de.

Dat plat­form Tem­per in deze uit­spraak niet wordt belast met werk­ge­vers­ver­plich­tin­gen, bete­kent aldus nog niet dat deze plich­ten zijn uit­ge­slo­ten voor de opdracht­ge­vers in deze drie­hoeks­re­la­tie. Het ver­los­sen­de woord of de werkers/freelancers via plat­form tem­per als zzp’er of werk­ne­mer kwa­li­fi­ce­ren is dus nog niet gege­ven.

Meer weten over alles omtrent het onder­werp zzp? Klik dan hier!